Onder de draad van hout, niet te verwarren met de nerf van hout*, verstaat men de interne richting van het hout. In de regel gaat het om de richting waarin de elementen van het hout, vooral de lengte-elementen, gerangschikt zijn ten opzichte van de lengteas van de boom. Draadrichting kan zichtbaar zijn op de langsvlakken van hout, dus op een vlak dat evenwijdig loopt met de as van de boom.
- Draad nagenoeg evenwijdig aan de as: rechtdradig hout.
- Draaigroei: de draad loopt schroefvormig om de as. Bij een plank uit zo'n stam gezaagd "verloopt" de draad. Draaigroei veroorzaakt vaak scheluw trekken van de planken.
- Kruisdraad: als de draad regelmatig wisselt van linksom naar rechtsom. Zulk hout is dikwijls moeilijk te splijten of glad te schaven. Komt bij veel tropische houtsoorten voor.
- Warrige draad: grillige en onregelmatige opbouw van de houtelementen. Is in geen enkele richting goed te splijten. Komt ook voor bij kwasten, in takvorken en oksels en in zogenaamde wortelknollen.
- Golvende draad: de vezels hebben een golvend verloop en slingeren in één vlak heen en weer (meestal het tangentiële vlak).
*nerf: een maat voor de fijnheid van de houtstructuur, hoe glad een houtoppervlak af te werken is. Dit hangt af van de diameter van de houtvaten: hoe kleiner de houtvaten zijn, des te fijner is de nerf.