De term comfortklasse heeft in de Belgische Gewesten nog geen concrete, formele en eenduidige invulling gekregen.
Volgens norm EN 15251 en norm ISO 7730:
- De norm NBN EN 15251 (2007) 'Binnenmilieu - gerelateerde inputparameters voor ontwerp en beoordeling van de energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek' bepaalt de binnenomgevingsparameters die van invloed kunnen zijn op de energieprestatie van gebouwen.
Hoewel de norm geen ontwerpmethode voorschrijft, bevat ze wel een aantal ontwerpparameters voor gebouwen en verwarmings-, koel-, ventilatie- en verlichtingssystemen. Ze verduidelijkt de manier waarop de verschillende categorieën met binnenomgevingscriteria kunnen worden gebruikt, maar legt zelf geen specifieke criteria op.
Verder beschrijft ze enkele methoden waarmee het mogelijk is de verkregen binnenomgeving te beoordelen op lange termijn.
Naast de ventilatiedebieten die bij ontstentenis van een nationale reglementering in acht genomen moeten worden voor het ontwerp van ventilatiesystemen, geeft deze norm ook de aanbevolen ventilatiedebieten aan voor het geval de ruimten niet bezet zijn.
- De internationale norm ISO 7730 stelt methoden voor om de algemene thermische gewaarwording en de algemene mate van onbehaaglijkheid (thermische ontevredenheid) te voorspellen van personen die aan gematigde thermische binnenomstandigheden worden blootgesteld.
Ze maakt het mogelijk om het thermische comfort analytisch te bepalen en te interpreteren door de berekening van de PMV- en PPD-waarden en door criteria voor lokaal thermisch comfort, waarbij ze aanvaardbare thermische voorwaarden geeft vanuit het opzicht van algemeen thermisch comfort, en de voorwaarden die lokaal onbehagen vormen.
Ze is van toepassing op gezonde mannen en vrouwen in binnenomstandigheden waar thermische behaaglijkheid wordt nagestreefd, maar waar zich matige afwijkingen van die thermische behaaglijkheid kunnen voordoen.
Deze norm mag worden gebruikt om nieuwe omgevingen te ontwerpen of om de bestaande omgevingen te evalueren. De norm is specifiek opgesteld voor werkomgevingen, maar kan ook op andere soorten omgeving worden toegepast.
Ze wordt verondersteld te worden gebruikt met een verwijzing naar ISO/TS 14415:2005, 4.2, rekening houdend met personen met bijzondere vereisten, waaronder personen met een lichamelijke beperking. In geval van niet-geklimatiseerde ruimtes is het ook nodig om rekening te houden met de etnische, nationale en geografische verschillen.